Diese Lektion behandelt die Folgenden Themen:
- etwas fragen
1. Verbs: Fragen und suchen
Vragen (fragen)
Ik vraag, vraag jij?
Jij vraagt
Hij vraagt
Zij vraagt
Het vraagt
Wij vragen
Jullie vragen
U vraagt
Zij vragen (meervoud)
Zoeken (suchen)
Ik zoek, zoek jij?
Jij zoekt
Hij zoekt
Zij zoekt
Het zoekt
Wij zoeken
Jullie zoeken
U zoekt
Zij zoeken (meervoud)
2. Dialog
A: Pardon, mag ik u iets vragen?
B: Natuurlijk.
A: Ik zoek de melk, waar kan ik die vinden?
B: Bij de zuivelproducten.
A: Hartelijk dank.
Deutsch:
A: Entschuldigung, darf ich sie etwas fragen?
B: Natürlich.
A: Ich suche die Milch, wo kann ich es finden?
B: Zu der Milchprodukte.
A: Danke schön.
3. Wortschatz und Sätze Dialog
Pardon. = Entschuldigung
Mag / mogen = darf / dürfen
Iets = etwas
Vragen = fragen
Natuurlijk = natürlich
Pardon, mag ik u iets vragen? = Entschuldigung, darf ich Sie etwas fragen?
Pardon, mag ik je iets vragen? = Entschuldigung, darf ich dich etwas fragen?
Ja, dat mag. = (Gesprochene Sprache)Ja das darfst du > natürlich.
Waar vind ik ..? = Wo kann ich .. finden?
Waar is ..? = Wo ist ..?
0 reacties:
Kommentar veröffentlichen