Video In de les van vandaag bespreken we hoe je aan iemand kan vragen, wat zijn of haar hobby's zijn. Dit is meestal in een gesprek tussen leeftijdsgenoten (mensen van dezelfde leeftijd), dus we gebruiken jij/je in plaats van u.
Het voorbeeldgesprek:
Persoon A: Wat zijn jouw hobby’s?
Persoon B: Ik reis graag en ik luister naar muziek. En die van jou?
Persoon A: Ik hou van koken en naar de bioscoop gaan.
Inhoud van het gesprek ontleden + grammatica:
Persoon A: Wat zijn jouw hobby's?
- Als je wilt vragen over 1 hobby, dan vraag je: “wat is jouw hobby?”. Dit kan bijvoorbeeld in een bepaalde context voorkomen.
- jouw = bezittelijk voornaamwoord > Het geeft aan, dat iets van jou is.
- Alle bezittelijke voornaamwoorden: mijn/jouw/zijn/haar/onze/jullie/hun + <zelfstandig naamwoord zoals hobby's>
Persoon B: Ik reis graag en ik luister naar muziek. En die van jou?
Als je Nederlands moet schrijven, begin dan niet een zin met "en". In spreekvaardigheid is het geen probleem.
- Vervoeging van Reizen -> ik reis, jij reist, hij/zij/het/u reist, wij reizen, jullie reizen, zij reizen
- "graag" geeft aan dat je iets ontzettend leuk vindt. Het is een beschrijvend woord.
- Naar (iets) luisteren -> ik luister, jij luistert, hij/zij/het/u luistert, wij luisteren, jullie luisteren, zij luisteren
Voorbeeldzinnen:
Ik luister graag Duitse muziek.
Luister jij naar mijn podcast?
Wij luisteren nooit naar de docent.
Persoon A: Ik hou van koken en naar de bioscoop gaan.
Houden van + infinitief, ik hou(d), jij houdt, hij/zij/het/u houdt, wij houden, jullie houden, zij houden
bijv. Ik hou van sporten. Houdt hij van fietsen? Wij houden niet van lezen.
Naar ….. gaan = locatie. Vervoeging van gaan: ik ga, jij gaat, hij/zij/het/u gaat, wij gaan, jullie gaan, zij gaan
0 reacties:
Kommentar veröffentlichen